Eerste Gastdirigent Roberto González-Monjas

Na twee gesmaakte concerten met het Belgian National Orchestra in 2020 is de jonge Spaanse dirigent Roberto González-Monjas vanaf dit seizoen ‘eerste gastdirigent’. Op 28 oktober dirigeerde hij in die hoedanigheid zijn eerste concert (met de Orgelsymfonie en het Celloconcerto van Saint-Saëns). Momenteel is hij met de muzikanten van het Belgian National Orchestra op een achtdaagse tournee doorheen het Verenigd Koninkrijk en op zondag 13 november 2022 zal hij, als afsluiter van de tournee, een tweede concert dirigeren in Bozar. Op het programma van dat concert staat César Francks bekende Symfonie in d en Mozarts 25ste Pianoconcerto. Tijd voor een interview, afgenomen tussen de repetities net voor hij op tournee vertrok!


Hoe lopen de repetitie met het orkest?

RGM: Fantastisch! De laatste twee keren dat ik voor het orkest stond, was in het midden van de pandemie: met maskers en plexiglazen schermen tussen de orkestleden. Ik zag quasi geen gezichten. Toen keek ik er echt naar uit om de orkestleden op een vrijere wijze te ontmoeten. Zonder maskers, samen muziek maken, samen lachen, samen praten. En dat gebeurt nu! Momenteel bereiden we twee-en-een-half programma’s voor: de tour en de concerten in Bozar. De repetities zijn bijzonder intens en diepgaand: ik heb het gevoel dat het orkest er echt van houdt om hard te werken teneinde goede muziek te maken. Het repertoire dat we nu spelen, César Franck en Saint-Saëns, twee hoogromantische Franse componisten, is hen bovendien op het lijf geschreven. Ongelofelijk hoe sensitief, hoe passioneel er wordt gespeeld!


De laatste tijd ben je omnipresent: muziekdirecteur in Winterthur, muziekdirecteur in Zweden, de Iberacademy in Colombië, binnenkort ook je engagement in Galicië ... Hoe slaag je erin om zoveel verschillende posities te combineren?

RGM: Dé sleutel is een goede planning. Dirigentenjobs liggen jaren op voorhand vast en dat helpt natuurlijk. Cruciaal is ook de keuze van het repertoire. Als ik voor een orkest sta, wil ik 100% voorbereid zijn en een visie op de partituur hebben die de moeite waard is. Dat moet tot in de puntjes worden voorbereid. Discipline is daarbij zeer belangrijk. Ik probeer mijn tijd zo goed als mogelijk te besteden: oefenen, studeren, sporten … Het einddoel dat ik voor ogen houdt is echter gelukkig zijn, niet gestresseerd zijn. En dat gevoel kunnen overbrengen op een orkest. Wat je ten allen koste wil vermijden, is dat je kort voor de repetitie nog in de partituur moet zitten bladeren.


Hou je er een dagelijkse routine op na?

RGM: Niet echt, want ik ben veel onderweg voor concerten. Ik doe wel mijn best om een gezond mens te zijn – door te sporten, door mijn levensstijl. Belangrijk is ook dat ik ’s avonds het gevoel heb dat ik gedurende de dag genoeg heb gedaan. Dat kan slapen met de wetenschap dat ik alles heb kunnen doen wat ik kon. Niets doen maakt me niet gelukkig, ik ben van nature hyperactief ingesteld.


Je begon je carrière als Konzertmeister en als soloviolist. Heeft dat de wijze waarop je nu voor een orkest staat beïnvloed?

RGM: Gisteren vertelde me een orkestlid dat ik met het orkest werk als een violist. En ja, dat is waar. Ik kan wat er leeft in een orkest ook goed inschatten. Omdat ik zoveel jaren zelf in een orkest speelde, kan ik het ruiken als ik teveel praat, als de repetitie te lang duurt, of als mensen niet geconcentreerd genoeg zijn. In dat geval pas ik mijn repetitie aan, zodat de muzikanten ook een goede tijd beleven. Of soms insisteer ik, als dat nodig is. Ja, mijn ervaring als orkestmuzikant heeft me nog geen windeieren gelegd!


Je gaat op tournee met de Britse toppianist Paul Lewis, die ook het concert op 13 november in Bozar speelt …

RGM: Een eersteklaspianist, en dat al sinds de tijd dat ik studeerde! Ik werk nu voor de eerste keer met hem samen. Hij is ongelofelijk aristocratisch in die zin dat hij zich gewoon aan de piano zet en speelt: helder en schijnbaar zonder moeite. Soms moet je met solisten drie uur discussiëren over een werk van nauwelijks 13 minuten. Paul laat dat allemaal achterwege: met hem maak je gewoon muziek. Gisteren repeteerde ik met hem het Mozartconcerto. Egovrij, pretentieloos spelen. Geen orkest versus solist, maar een innige samenwerking. Ik ben zo gelukkig met hem!


Mozart is een van je favoriete componisten. Hoe pak je zijn muziek aan?

RGM: Ik beschouw het uitvoeren van zijn muziek als misschien wel het moeilijkste wat er bestaat. Je speelt Mozart niet zomaar: nee, hij was een genie en elke noot heeft zijn betekenis. Je moet dus het wat, hoe en waarom van elke noot bevragen. De retorica van zijn muziek doorgronden. Dan pas kan je Mozart perfect uitvoeren en gebeurt het wonder. Zijn muziek is harder werken dan de muziek van eender welke componist.


De tournee doorheen het Verenigd Koninkrijk voert je langsheen zeven verschillende steden. Zijn er concertzalen waar je speciaal naar uitkijkt?

RGM: Het hele gegeven van een tournee is iets speciaals: het orkest steekt dan net dat tandje bij. En de orkestleden worden ook echt dichter bij elkaar gebracht. Het mooie aan het Verenigd Koninkrijk is de mix tussen oude, historische zalen zoals De Usher Hall in Edinburgh of Cadogan Hall in Londen, met indrukwekkende orgels en een theaterachtige atmosfeer, en modernere constructies, zoals de Birmingham Symphony Hall en Bridgewater Hall in Manchester. De Britten hebben een fantastische traditie van concerthallen die bijna kathedralen voor de cultuur zijn. Ik kijk uit naar elk van de acht concerten!


Zal er tussen het eerste en het laatste concert veel verschil te horen zijn?

RGM: Zeker en vast! Zoals ik vaak zeg: ik hou niet van kopieën. Muziek geschiedt in de tijd. Zonder tijd is muziek slechts een stuk papier dat niet weerklinkt. En elke uitvoering is verschillend, door de akoestiek, de gemoedstoestemming van de muzikanten, het uur van de dag … Dergelijke verschillen moeten we niet betreuren, maar vieren. Hoe meer je een stuk uitvoert, des te flexibeler je bent om in het moment te creëren. Als dirigent is het mijn job om elke avond opnieuw een spannende interpretatie af te leveren.


Welke betekenis heeft voor jou de Symfonie in d van César Franck?

RGM: Die symfonie is erg verbonden met de Orgelsymfonie van Saint-Saëns. Toen Saint-Saëns dat werk in première liet gaan, zond hij aan heel Frankrijk de boodschap dat de symfonie een genre was dat het waard was om te beoefenen. Heel wat Franse componisten gaven gehoor aan die boodschap en begonnen daarop symfonieën te componeren, César Franck was een van hen. Zijn Symfonie in d is een erg complex werk: zeer cerebraal, zeer intellectueel. Je zou het ook een ‘orgelsymfonie zonder orgel’ kunnen noemen. César Franck was immers een magistraal organist en de manier waarop hij componeert – de orkestratie, de tempi, de textuur – is daaraan schatplichtig. Bovenal schuilt er in de Symfonie in d heel wat diepe emotie. Het is én een moderne symfonie én een werk dat ook sentimenteel terugblikt naar de barokke, classicistische en vroegromantische tijd. Al die invloeden worden door elkaar gemixt en creëren samen het fenomenale meesterwerk dat de Symfonie in d is.


Het concert in Bozar op zondag 13 november open je met de Ruslan en Lyudmila Ouverture van Mikhail Glinka.

RGM: Klopt, een uiterst virtuoze ouverture! De fles champagne voor het diner: een exploderend werk vol bubbels. Heel kort, heel snel, met andere woorden: de perfecte opmaat voor de serieuzere muziek die volgt.


Wat is, als eerste gastdirigent, je ambitie met de muzikanten van het Belgian National Orchestra de komende jaren?

RGM: Ik streef er continu naar een bron van inspiratie te zijn voor het orkest, teneinde samen goede muziek te kunnen maken. Nu leren we elkaar vooral kennen. De komende jaren zullen we een zo divers als mogelijk repertoire exploreren. Werken uit de klassieke tijd blijven voor mij erg belangrijk, maar daarnaast wil ik ook de tanden zetten in repertoirewerk uit latere tijden. Mijn doel is daarbij voor elk werk op zoek te gaan naar een eigen stijl, een eigen persoonlijkheid. Op termijn hoop ik een goede connectie met het orkest te kunnen ontwikkelen zodat we minder hoeven te praten en meer kunnen spelen. Dat is de ideale situatie tussen dirigent en orkest. Opgebouwd vertrouwen maakt dat we tijdens concerten gezamenlijk heel wat risico’s kunnen nemen. De tournee in het Verenigd Koninkrijk – veel concerten op korte tijd – zal in die context heel betekenisvol zijn!

 

 

De 34-jarige Roberto González-Monjas startte zijn carrière als soloviolist en als concertmeester, onder andere van het Orchestra dell’Accademia Nazionale di Santa Cecilia in Rome en het Musikkollegium Winterthur nabij Zürich. Pas enkele jaren geleden maakte hij van dirigeren zijn hoofdberoep. Ondertussen is Roberto González-Monjas chef-dirigent van zowel het Zweedse Dalasinfoniettan als het Zwitserse Musikkollegium Winterthur. Daarnaast is hij ook artistiek directeur van de Iberacademy in Colombia en begint hij in september 2023 aan een termijn als muziekdirecteur van het Orquesta Sinfónica de Galicia in Spanje.

In seizoen 2020-2021 stond hij tweemaal voor het Belgian National Orchestra: één keer in september met Schumanns Celloconcerto (met Victor Julien-Laferrière) en Haydns Roffelsymfonie en één keer in december met Dvořáks Vioolconcerto (met Arabella Steinbacher) en diens Zevende symfonie. Beide concerten waren een eclatant succes en deden uitkijken naar meer. Roberto González-Monjas is vanaf dit seizoen vier seizoenen lang eerste gastdirigent van het Belgian National Orchestra zijn. In zijn repertoire focust hij op het vroege classicisme en de vroege romantiek, in combinatie met 20ste-eeuwse en hedendaagse werken.