Veel lof in de Oostenrijkse pers voor het Belgian National Orchestra

Alsof het een werk van hem was

Er bestaan verschillende concerti voor twee piano's. Voor piano vierhandig is het aanbod echter vrij mager, op de werken van Carl Czerny of Leopold Koželuh na. Het pianoduo Silver-Garburg gaf daarom de opdracht een werk van Brahms te bewerken tot een concerto voor piano vierhandig.

Door Horst Reischenböck


Het Belgian National Orchestra onder leiding van Constantin Trinks en het pianoduo Silver-Garburg brachten het publiek in vervoering met het Concerto voor piano vierhandig en strijkorkest, een arrangement van Brahms’ Pianokwartet Op. 25, geschreven door Richard Dünser in 2018. Om iets te doen aan het gebrek aan repertoire voor piano vierhandig, vroegen Sivan Silver en Gil Garburg, beiden docent in Graz, de met hen bevriende componist Richard Dünser uit Vorarlberg om hulp: deze bood aan om het Pianokwartet Op. 25 van Johannes Brahms voor hen te arrangeren. Dünser, wiens vioolconcert werd besteld door de Bregenzer Festspiele en opgenomen door Benjamin Schmid, had al eerder uit afzonderlijke bewegingen van Franz Schubert een Symfonie in mi groot gereconstrueerd en bewerkte ook reeds composities van Domenico Scarlatti en Claude Debussy, alsook de Deutsche Volkslieder van Johannes Brahms.

Brahms’ Pianokwartet Op. 25 bestaat reeds als een orkestwerk, gearrangeerd door Arnold Schönberg. Dünser was hier echter niet gelukkig mee en gebruikte voor zijn "hercompositie" ook Brahms' eigen arrangement voor piano vierhandig. Dat liet hij in dialoog gaan met een strijkorkest en transponeerde de grondtoonaard van sol klein naar do klein. Zo creëerde hij, zonder grote ingrepen, alsof het nog een werk van Brahms wat, een subtiel klinkende, groot bezette kamermuziekversie, die hooguit af en toe wat houtblazersklanken als extra kleurspatten lijkt te missen.

Silver en Garburg, die de Salzburgse première van dit nieuwe arrangement speelden, begonnen solistisch en slaagden er tijdens het intermezzo in licht te laten schijnen op de elegische sfeer van het openingsallegro. Het slotrondo, dat hier en daar doet denken aan opzwepende zigeunermuziek, bood de pianisten de gelegenheid virtuoos vuurwerk te ontsteken. Als bisnummer speelden ze Brahms’ beroemde Wals in la groot, Op. 39/15.

Daarna wijdden Constantin Trinks en het glansrijk bezette Brusselse orkest, dat ooit onder leiding stond van Michael Gielen of Walter Weller, zich aan de afwisselingsrijke Enigmavariaties, Op. 36 van Edward Elgar. Elgar was net als Brahms een meester in variatie en zijn Enigmavariaties zijn hier getuige van. Toch klinken ze helemaal niet technisch, maar nu eens aangenaam, dan weer poëtisch, vaak krachtig uithalend.  De afzonderlijke opdrachten aan tijdgenoten mogen dan vandaag op één na allemaal ontcijferd zijn, tot de persoonlijkheden die voor Elgar de inspiratie bron vormden, hebben we vandaag geen toegang meer. Zuiver absoluut muzikaal beschouwd, bieden de variaties echter heel wat mogelijkheden om zich als orkest te tonen en de afzonderlijke instrumentgroepen wijdden zich hieraan met veel overgave. Bijzonder opmerkelijk waren de solo's van de klarinettist en de eerste cellist, en ook het hoornkwartet kon bekoren. Hoogst indrukwekkend was de bijna onaards transcendente, zwevende stemming in de Nimrodvariatie, waarin de tijd letterlijk stilstond. Het was jammer dat de gasten na het applaus vervolgens geen bisnummer meer speelden.

 

Het originele artikel (in het Duits) vindt u door hier te klikken.

Foto's © KV / Leopold