“Home is where the piano is” - Beatrice Rana speelt Mozart

Op 14 juni brengt de Italiaanse pianiste Beatrice Rana Mozarts Twintigste pianoconcerto (1785). Wie ernaar luistert, voelt meteen pure dramatiek. In de coulissen van de eerste maten nestelt zich een onafwendbaar noodlot, afwachtend op een imminente uitbraak die de toon van de rest van het werk zal zetten. Met re klein als toonaard is dit concerto – overigens een van de enige twee die de componist in mineur schreef – een muzikale voorafschaduwing van een aantal van zijn dramatische werken die in ons collectief geheugen staan gegrift. De ouverture van Don Giovanni (1787), de ultrabekende aria ‘Der Hölle Rache kocht in meinem Herzen’ uit Die Zauberflöte  (1791) en het Requiem (1791): de onheilspellende sfeer die de toonaard oproept, is tastbaar bij alle drie.

 

Een kolfje naar de handen van Beatrice Rana, die het concerto in adem noemt met een opera: “In de toonaard van re klein zit meteen de juiste dosis drama vervat die nodig is om een goed verhaal te vertellen. De storytelling zit buitengewoon goed in dit Mozartconcerto: na de dramatische introductie van het orkest komt de piano plotseling helemaal alleen binnen, op een eenzame, bijna trieste manier – met overigens een thema dat nog niet eerder werd geïntroduceerd door het orkest. Vergelijk de piano in dit eerste deel dan ook gerust met een gepijnigde sopraan die het operapodium opgaat en in medias res vertelt welk onheil haar is overkomen.”

 

Dat je dit Mozartconcerto vergelijkt met opera, hoeft niet te verwonderen.

 

Het genre zit inderdaad in mijn Italiaans bloed. Met een operarepetitor als vader kwamen belcantozangers dagelijks over onze vloer, waardoor ik van jongs af aan gewend geraakte aan de menselijke stem als instrument. De fysieke inspanning van een zanger, zijn ademhaling, zijn beheersing van de stem om melodieën en intervallen juist te intoneren: zulke vormen van lichamelijkheid zijn in principe vreemd voor een pianist die maar een toets hoeft in te drukken om geluid te produceren. Maar net die fysieke aanpak van musiceren heeft mijn kijk op pianomuziek beïnvloed. Het was voor mij heel natuurlijk om de partituur vanuit mijn lichaam te bekijken, alsof ik Chopin en Mozart zou beginnen zingen. Al betekent dat nu niet dat ik me op het podium gedraag als operadiva (lacht).

 

Is het dankzij je vader dat je verliefd werd op de piano?

 

Ik kom uit een muzikaal gezin, want ook mijn moeder was pianist. De piano was dus al een gezinslid nog voor ik werd geboren. Ik denk niet dat ik echt ‘verliefd’ werd op het instrument, het was gewoon zo’n normaal deel van mijn leven dat ik mezelf niet eens afvroeg of ik het wou leren. Home is where the piano is, zou je kunnen zeggen, en ik denk dat dat de reden is waarom ik nooit stopte met pianospelen: het voelde als thuiskomen. De piano leerde me ook de taal van de muziek, nog voor ik begon te spreken. Ik beschouw het instrument daarom als een verlengde van mezelf.

 

Met welke componist leerde je die eerste taal?

 

Johann Sebastian Bach. De eerste keer dat ik een stuk van hem speelde, viel ik als een blok voor zijn muziek. Ik werd nieuwsgierig en wilde steeds meer van hem leren, tot mijn leraar me op een bepaald moment zei: “Ik vind het geweldig dat je zo van Bach houdt, maar je moet ook wel eens iets van een andere componist spelen!” (lacht). Het is moeilijk in woorden te vatten welk effect Bachmuziek op me had, maar ik denk dat ik er gewoon alles in vond. Alles is er zo duidelijk en tegelijkertijd gesofisticeerd; diepmenselijk en toch ook spiritueel. Ik denk dat Bach een diepe, maar toch zeer begrijpelijke wereld opent voor kinderen.

 

Beatrice en een piano – het lijkt alsof er voor jou niet veel meer nodig is om in harmonie te zijn. Hoe vertaalt zich dat naar een concert waarop je met een symfonisch orkest soleert?

 

Een pianorecital spelen en een concerto uitvoeren met een symfonisch orkest: het zijn twee totaal verschillende ervaringen. Een solorecital is fysiek veeleisend, want je bent lang alleen op een podium. Maar dat kan ook bevrijdend zijn: je wordt de baas van de tijd, de ruimte en de muziek die je maakt. Bovendien is de relatie met het publiek bijzonder intiem.

 

Datzelfde publiek raakt misschien sneller onder de indruk door de magnitude van een symfonisch orkest en een solist, omdat er simpelweg meer menselijke krachten zich bundelen. Maar daarachter schuilt een repetitieproces dat misschien nog wel delicater is dan dat voor een solo-optreden. Elk orkest heeft zijn eigen persoonlijkheid, elke dirigent zijn eigen visie op het werk. De bewegingsvrijheid die zo eigen is aan een recital maakt dan plaats voor een inspirerende wisselwerking tussen mezelf, de muzikanten en de dirigent. Dat is enorm verrijkend.

 

De innerlijke essentie van musiceren lijkt bij jou voorop te staan.

 

Absoluut. Ik ben er trouwens van overtuigd dat het loslaten van de ‘uiterlijke’ structuur rondom klassieke muziek een manier kan zijn om jong publiek aan te trekken. Jonge mensen zijn vaak geïntimideerd zijn door het feit dat ze de muziek niet kennen. In mijn geboortedorp Lecce organiseer ik elke zomer een kamermuziekfestival. Ik experimenteerde er eens met een verrassingsconcert, zonder het programma aan te kondigen. Zowel de kenners als nieuwkomers in het publiek zaten in dezelfde situatie: niemand wist wat er ging komen of wanneer er mocht worden geapplaudisseerd. Het resultaat? Iedereen reageerde gewoon wanneer men het mooi vond, wanneer de muziek een emotie losmaakte. Is dat niet waar het om draait?

 

door Eline Hadermann

 

FRI 14.06 | 20:00 | BOZAR

 

DVOŘÁK 6 & BEATRICE RANA PLAYS MOZART

Mozart’s Dark Side

 

PROGRAMME

DvořákOthello Overture

MozartPiano Concerto No. 20

Dvořák, Symphony No. 6

 

© Simon Fowler