Oog in oog: Fontyn en Jesupret

Het debat over de canon wordt al lange tijd gevoerd en lijkt nog niet snel tot een conclusie te komen. Gelukkig nemen symfonische orkesten steeds meer het initiatief om nieuw of minder bekend repertoire van onder het stof te halen. Zo ook het Belgian National Orchestra, dat hun publiek op 15 februari een programma voorschotelt dat twee Belgische vrouwen in de schijnwerpers zet.

Jacqueline Fontyn - Grande Dame, wonderkind en sinds 1993 barones - is een van de beste exportproducten die België te bieden heeft. Op vijfjarige leeftijd leert ze van Ignace Bolotine op een open en non-conformistische manier naar muziek te kijken, mede door het gebruik van improvisatie. Het legt het fundament voor een muzikale levensloop vol leergierigheid en verwondering.

Fontyns vroegere werken kenmerken zich door het gebruik van de vertrouwde stromingen - mainstream, zeg maar - zoals we die vinden bij grootheden als Prokofjev en Bartók, en die dan de muziek nog steeds grotendeels bepalen. Iets later onderzoekt ze, onder aanmoediging van haar leraren Marcel Quinet, Nadia Boulanger en, vooral, Max Deutsch, formele compositietechnieken zoals de twaalftoonstechniek en aleatoriek. Haar compositiestijl evolueert snel en integreert deze systemen met een weldoordachte zoektocht naar beheersing en een gedefinieerd eindpunt. Fontyn houdt steeds haar materiaal streng in de hand, zodat de muzikale architectuur de subtiliteit en poëzie op geen enkel moment overschaduwt.

Rivages solitaires, gecomponeerd in 1989 in opdracht van de Koussevitsky Foundation, is een eendelig pianoconcerto dat verder gaat in deze ontwikkelde artistieke praktijk. Kort maar evocatief is dit werk een eerbetoon aan ‘eenzame oevers’, met een goed uitgekiende opbouw en bij momenten hintend naar de twaalftoonstechniek die ze van haar leraar Max Deutsch kreeg aangereikt. Fontyn zag dit werk oorspronkelijk in twee delen, maar tijdens een drastische revisie in 2004 weefde ze die alsnog ineen. Het resultaat is een reis door verschillende muzikale stemmingen, even meanderend als de geschiedenis van het werk zelf.

Overdreven baldadigheid vinden we niet bij Fontyn: haar pianoconcerto, dat zal worden uitgevoerd met Jan Michiels als solist, is subtiel dreigend, en danst perfect op het koord tussen strakke muzikale structuren en diepgaande emotionele expressie.

Verleden en toekomst

In de zoektocht naar nieuwe stemmen geeft Belgian National Orchestra ook dit jaar een podium aan jonge componisten. Oog in oog met Jacqueline Fontyn staat jong geweld Apolline Jesupret, die in opdracht van Ars Musica nieuw werk componeert.

Net als Fontyn, maar dan 66 jaar later, begint Jesupret aan haar muzikale reis dankzij de ontmoeting met de piano, en ook hier ligt improvisatie aan de basis van haar opleiding. Haar eerste leraar Rosella Clini neemt haar verder onder de vleugels aan het Koninklijk Conservatorium van Bergen, waar ze eveneens compositie studeert bij Claude Ledoux.

Ledoux lijkt voor Jesupret te zijn wie Deutsch was voor Fontyn: een leraar die systemen aanreikt en daarna aanmoedigt ze weer onderuit te halen. Hij stelt in vraag door het stellen van de juiste vragen, zegt Jesupret zelf, en haar nieuwsgierigheid neemt in het componeren het voortouw. Ze rondt haar studie compositie af in 2022, maar brengt al muziek uit sinds 2016.

Jesupret componeert geregeld voor ensembles (Musiques Nouvelles, Sturm und Klang, Tempus Konnex, Ensemble 21, Koi Collective) en voor festivals (Impuls, Ars Musica). Het is de tweede keer dat ze schrijft voor de Belgian Music Days. Vaak laat ze zich inspireren door andere kunstvormen, zoals La Baigneuse van Léon Spilliaert. Een nogal donker schilderij, maar Jesupret vond er licht in en vertaalde de beweging van het water naar een werk voor ensemble, Comme la dansante allure des vagues. Recentere composities spelen met grotere bezettingen. In mei 2023 zag een eerste vioolconcerto het levenslicht, Ardeurs Intimes in drie delen, gecreëerd door Maya Levy.

Jesuprets werk golft in en uit tonaliteit en speurt naar ongewone instrumentcombinaties. Een evenwicht tussen uitbundige energie en ingetogenheid definieert haar muzikale persoonlijkheid. Haar wereldpremière tijdens de Belgian Music Days wordt dan ook zonder twijfel een stevig staaltje aan poëzie, durf en expressie.

Naar een canon

Ondertussen wordt duidelijk hoe beide toondichters zich tot elkaar verhouden. Zetten we Jacqueline Fontyn en Apolline Jesupret samen, dan hebben ze het vast over hun vele compositieopdrachten en wat ze daaruit leerden, hun voorliefde voor repertoire van Bach, hun passie voor pedagogie en het doorgeven van hun passie aan een jongere generatie. Hun palmares leest even divers, hun artistiek werk is even gestoeld op het ontdekken van een innerlijke gevoelswereld en het aftasten van rigide systemen. Daarin zijn ze niet heel anders dan hun collega’s op datzelfde programma of de seizoensplanningen van symfonische orkesten.

De vraag dringt zich dus op waarom dit een uitzondering lijkt te zijn, een programma met muziek van twee nog levende, vrouwelijke componisten. Is het niet hoog tijd om deze componisten te omarmen in de canon, in de eerste plaats Jacqueline Fontyn, die tot ver buiten onze landsgrenzen bekendheid geniet en van wie een omvangrijk aantal manuscripten bijgehouden wordt in de Library of Congress in Washington D.C., naast werken van Wolfgang Amadeus Mozart? Mogen we hopen dat de wereldpremière van Apolline Jesupret een nieuwe hype wordt en internationaal met regelmaat in de symfonische programmering verschijnt?

Dat deze twee bijzonder getalenteerde componisten in dezelfde tijd leven en op 15 februari een podium delen, getuigt niet enkel van de noodzaak voor de vernieuwing van onze canon, maar is bovenal een meevaller voor een avontuurlijk publiek. Het zou een gemiste kans zijn om dit programma, gedirigeerd door Jac van Steen, aan u voorbij te laten gaan.


door Claïs Lemmens

 

© VRT