Frank Strobel: “Het spook krijgt door Carl Davis’ muziek een tragische dimensie”

Vorig seizoen startte het Belgian National Orchestra met de reeks Film Symphonic. Onder het curatorschap van Dirk Brossé en Frank Strobel worden er in Bozar sindsdien regelmatig filmmuziekconcerten georganiseerd. Dirk Brossé hoeft in België niet meer voorgesteld te worden, maar wie is de Duitse dirigent Frank Strobel, die vorig jaar Hitchcocks Vertigo dirigeerde en die op 7 maart 2024 terugkomt naar Bozar voor The Phantom of the Opera? Een interview met misschien wel dé pionier van de filmmuziekconcertbeweging!

Vanwaar de keuze om je te specialiseren in filmmuziekconcerten?

Met een vader die een van de oprichters van FilmFest München was en een concertpianiste als grootmoeder, was de combinatie film en muziek voor mij een erg logische keuze. Cinema was alomtegenwoordig in mijn ouderlijk huis. Als muzikant ontdekte ik al vroeg dat er een ongelofelijk repertoire aan filmmuziek bestaat, waarover toen nauwelijks iets geweten was. Dat vond ik onrechtvaardig, en dus besloot ik daaraan iets te veranderen.

In het jaar 2000 richtte je de Europäische FilmPhilharmonie op. Wat doet deze organisatie precies?

In de jaren 1980 beleefde de live uitvoering van filmmuziek een renaissance. Ik was een van de mensen die aan de wieg stonden van die beweging. Maar elke keer dat ik voor een filmmuziekconcert werd geëngageerd, merkte ik dat orkesten, concertzalen en operahuizen weinig tot geen kennis bezaten wat betreft het organiseren van filmmuziekconcerten. Het oprichten van de Europäische FilmPhilharmonie in het jaar 2000 had als doel om filmmuziekconcerten (zowel de live begeleiding van films als het spelen van filmmuziek in een klassiek concert) te professionaliseren. Daarnaast houden we ons ook bezig met de productie van filmmuziek voor bioscoopfilms. Culturele instellingen vinden in de Europäische Filmphilharmonie een partner die hen zowel inhoudelijk als productioneel bijstaat. We doen onderzoek naar films die men met een live orkest kan begeleiden: zowel stomme films (eventueel met nieuwe muziek) als klankfilms. We hebben contact met ongelofelijk veel uitgeverijen, componisten en hun erfgenamen, bibliotheken, filmmaatschappijen en ga zo maar door om licentievragen op te helderen en kwalitatief orkestmateriaal te verkrijgen, we bedenken programma’s voor mogelijke filmmuziekconcerten en helpen bij de uitvoering van die concerten. Met het Belgian National Orchestra werken we al zo’n 15 jaar samen!

Op 7 maart kom je naar Bozar voor The Phantom of the Opera, een film uit 1925. Kan je iets meer vertellen over de muziek, die in 1996 werd geschreven door Carl Davis?

Carl Davis, afgelopen zomer jammer genoeg overleden, was echt een van de veteranen van de filmmuziekconcertbeweging. Hij is vooral gekend als succesvol film- en televisiecomponist die ongelofelijk veel in Groot-Brittannië (onder andere voor de BBC) en in Amerika heeft gewerkt. Sinds de late jaren ’70 schreef hij echter ook regelmatig nieuwe partituren voor stomme films, daaronder ook voor Ben-Hur en Safety Last. Zijn muzikale taal is bijzonder theatraal, en zijn stijl kan je nog het best vergelijken met de vroege Hollywoodmuziek uit de jaren ’30. Carl Davis is een van die componisten die er op briljante wijze in slaagt om met zijn muziek het verhaal van de film niet enkel te vertellen, maar ook extra diepte te verlenen. Het hoofdpersonage van The Phantom of the Opera bijvoorbeeld krijgt door zijn muziek een tragische dimensie: als publiek leeft men mee met de wanstaltige man die naast geweld ook een grote emotionaliteit in zich draagt.

The Phantom of the Opera is een film over muziek. Hoe gaat Carl Davis daarmee om?

Door deels ook diëgetische muziek te componeren. Er zit bijvoorbeeld bijzonder veel orgelmuziek in de partituur. Daar kijk ik echt naar uit! En als in de film een opera wordt gedirigeerd, dan schrijft Carl Davis ook daadwerkelijk een opera-ouverture. Het geniale aan zijn partituur is echter dat die diëgetische muziek – hier de operaouverture – algauw subtiel overgaat in muziek die meer de psychologie van de hoofdpersonages volgt. Naast raffinement schuilt er in zijn muziek echter ook veel humor. Als mens was Carl Davis altijd ongelofelijk vrolijk, ludiek en geestig. Dat schemert door in zijn muziek!

Hoe functioneert de synchronisatie tussen muziek en film in het live concert dat je zal dirigeren?

Ik werk zonder technische hulpmiddelen en dirigeer louter op basis van het filmbeeld dat ik zie. Voor mij is het belangrijk dat ik samen met de film kan ademen. In de partituur heb je bovenaan een extra notenbalk waarop genoteerd staat wat er op dat moment in de partituur precies in de film gebeurt: een deur die toegaat, een personage dat zijn hoofd beweegt, een cut naar een ander beeld … Idealiter – dat is toch wat wij bij de Europäische FilmPhilharmonie proberen – zijn die zaken ook ritmisch genoteerd. Als dirigent moet je goed weten op welke momenten het extreem belangrijk is om precies te zijn, en op welke momenten je wat meer vrijheid hebt. Je moet telkens zo’n 40 seconden tot anderhalve minuut vooruitdenken.

Er is nu nieuwe muziek voor The Phantom of the Opera gecomponeerd, maar hoe werd deze film in de jaren 1920 uitgevoerd? Met een pianist erbij?

Pianisten vond je enkel in kleine cinema’s. Grote filmpaleizen hadden elk hun eigen orkest. Middelgrote filmzalen deden beroep op een ensemble van zo’n 15 à 20 instrumentalisten. Vandaag wordt dit vaak vergeten, maar filmvertoningen zonder live muziek waren toen ondenkbaar: alsof je een opera zou opvoeren zonder orkest. Stomme films horen eigenlijk niet zonder live muziek bekeken te worden want zo zijn ze nooit geconcipieerd geweest. Misschien ook goed om nog even te vermelden dat de film op zich slechts één onderdeel was van een avondje uit in een filmpaleis. Voordien werd er door het orkest nog een ouverture gespeeld, er werden kortfilms vertoond, reclamespotjes en nieuwsberichten, en – zeer belangrijk – er waren ook steeds weer variété-acts van live artiesten. De klassieke filmpaleizen, vaak met een capaciteit van 2000 à 3000 toeschouwers, hadden niet alleen een orkestbak, maar ook een brede, ondiepe toneeltoren, zodat het filmscherm kon weggetrokken worden en het daarachterliggende podium zichtbaar werd voor live-artiesten. Die zongen dan chansons, deden trapeze-acts, brachten circusnummers en ga zo maar door. Je kan het je nauwelijks voorstellen, maar in het Berlijn van de jaren 1920 waren er maar liefst 30 filmpaleizen die een orkest vast in dienst hadden van meer dan 50 muzikanten. En fun fact: de muzikanten van die filmpaleisorkesten verdienden tot drie keer meer dan de muzikanten van de Berliner Philharmoniker. 

En dan is de grote vraag natuurlijk: wat hebben al die orkesten gespeeld?

Bijna nooit muziek die speciaal voor de film werd gecomponeerd. Dat was enkel en alleen het geval bij grote prestigeprojecten zoals de film Metropolis. De regel was dat de kapelmeester van het orkest van het filmpaleis de film bekeek en dan voor die film een soort van compilatie samenstelde. Elk filmpaleis had zijn eigen bibliotheek met daarin duizenden muziekfragmenten: stukken partituur van zo’n 3 tot 5 bladzijden. Dat waren ofwel stukjes klassiek repertoire (van Grieg, Liszt, Chopin en Mendelssohn bijvoorbeeld), ofwel stukjes muziek die speciaal voor filmgebruik waren gecomponeerd. Een boek dat muziekstukken bundelde voor de begeleiding van stomme films noemde men in Duitsland trouwens een ‘Kinothek’ (een samenvoeging van ‘Kino’ en ‘Bibliothek’). Elke muzikant kreeg dus zo’n 50 à 60 door de kapelmeester uitgekozen muziekfragmenten op zijn pupiter, in de juiste volgorde. Maar hoe komt men van het ene stukje muziek in het andere? Instrumentalisten van filmpaleisorkesten waren in staat om met 80 muzikanten tegelijk van het ene stuk in het andere te moduleren. Daarvoor waren er zogenaamde modulatietabellen in omloop, die elke muzikant die daar werd tewerkgesteld, vanbuiten moest kennen. De dirigent had een rode lamp op zijn dirigentenpupiter staan, die hij met een voetpedaal kon bedienen. Brandde de lamp, dan was dit het signaal dat men overging naar het volgende muziekfragment en dat men moest beginnen te moduleren volgens de geijkte procedure … Fantastisch toch?

Wat maakt voor u vandaag de magie uit van een filmmuziekconcert?

Films niet op je eentje in de zetel bekijken, maar met vele mensen samen in een grote zaal als de Henry Le Boeufzaal in Bozar, waar ook nog eens een live orkest speelt, is steeds weer een intense ervaring. Het orkest zorgt voor een driedimensionale klankbeleving die zijn gelijke niet heeft, en waardoor je de film veel intenser – emotioneler – beleeft. Het gemeenschapsaspect is voor mij ook zeer belangrijk: samen even ontsnappen aan het leven van alledag, samen emoties beleven, nadien dan ook daarover praten … dat is zo waardevol!

 

Door Mien Bogaert