Hebt u zich ooit afgevraagd hoe een professioneel orkest zich voorbereidt op een concert? Hoeveel repetities, welke uitdagingen, en hoeveel individuele inspanning daar écht in kruipen? In deze column neemt onze althoboïst Bram Nolf u mee achter de schermen van het orkestleven.
“Hoeveel repeteren jullie eigenlijk voor zo een concert?” is een vraag die me dikwijls wordt gesteld. Vooral mensen die zelf ook wel eens een nootje spelen of zingen in een van de vele koren, harmonieën of fanfares die ons land rijk is (en ja, dat is een echte rijkdom!) willen graag weten hoe een professioneel symfonieorkest zich voorbereidt op een concert.
Welnu, ik zal het u vertellen, in alle vertrouwen: een professioneel symfonieorkest repeteert bitter weinig. En dat is puur een budgettaire kwestie. Repeteren kost namelijk handenvol geld. Beeldt u zich maar eens in dat u bij u thuis 7 dagen lang 85 architecten of 85 advocaten of 85 gespecialiseerde vaklui aan het werk moet zetten. Die factuur wilt u wellicht liever niet betalen. Leopold II zei ooit: “La musique classique est un bruit qui coûte cher” en behalve dat woord ‘bruit’ zit er helaas veel waarheid in zijn boutade.
Uw BNO werkt (net als veel andere orkesten ter wereld) in producties die grosso modo samenvallen met een week. Tijdens de weekdagen wordt er gerepeteerd (vaak repetities van 3,5 uur) en in het weekend zijn er de concerten. Een nieuwe week betekent een nieuw programma, een nieuwe orkestbezetting, een andere dirigent, een nieuwe solist, kortom: een nieuwe productie . Dat komt dus neer op 4 à 5 repetities voor een nieuw programma. Zo een repetitie-planning wordt meer dan een jaar op voorhand opgemaakt en er moet daarbij rekening gehouden worden met heel veel factoren: de complexiteit van het programma, de ervaring (al dan niet) van het orkest met het repertoire, de beschikbaarheid van dirigent en solist, de werklast op maand- en jaarbasis voor de musici, de beschikbaarheid van Bozar en van de repetitiestudio in de Ravenstein-galerij, enzovoort. Die repetitieruimte (aan de rotonde in de Ravensteingalerij, tegenover Bozar) is momenteel in verbouwing. Men haalt er een verdieping uit en er komt een exacte kopie (tot op de centimeter) van het podium in Bozar, zodat het orkest er in dezelfde opstelling en in goede akoestische omstandigheden zal kunnen repeteren.
Dat beperkt aantal repetities zorgt ervoor dat een orkest en een dirigent eigenlijk constant in een soort van ‘haast-modus’ werken. Er is geen minuut te verliezen en soms moeten er halve mirakels verricht worden. Zo speelden we onlangs de 7de symfonie van Gustav Mahler (een groot, lang werk met een uitgebreide orkestbezetting, zelden gespeeld) met - door omstandigheden - slechts 4 repetities. En dat terwijl Mahler bij de première beschikte over 24 (!) repetities! Het is met onze uitvoering van die ‘Mahler 7’ uiteindelijk allemaal goed gekomen, ondanks die schamele 4 repetities, want zoals Leonard Bernstein ooit zei: “To achieve great things, two things are needed: a plan and not quite enough time.”
Dat werken tegen de klok en de aaneenschakeling van producties word je, eenmaal lid van het orkest, gewoon. Ik herinner me dat ik dat in het begin van mijn loopbaan bij het BNO best wel lastig vond: nu Berlioz’ Symphonie Fantastique, volgende week Le Sacre du Printemps, de week erna Brahms 1, dan Daphnis en Chloë, dan de Koningin Elisabeth Wedstrijd… het lijkt wel een oneindige stroom van mooie, maar moeilijke muziek …
Je kunt als orkestmusicus die stroom slechts overleven als je de tijd en de moeite neemt om je individuele voorbereiding te onderhouden. En dan bedoel ik niet alleen ‘algemeen’ (in topvorm blijven op je instrument, je voeding, je beweging, je slaap, etcetera), maar ook ‘specifiek’: het concertprogramma thuis individueel goed instuderen voor de eerste repetitie (vaak terwijl de vorige productie nog bezig is). Sommige grote en veeleisende orkestsolo’s begin ik al een half jaar op voorhand voor te bereiden, kwestie van tiptop te zijn als de productie van start gaat.
Die individuele voorbereiding is wat mij betreft een voorbeeld van ‘de paradox van de kracht en de macht van het individu’. Je zou nl. stiekem kunnen denken: “Hmmm, zo een groot orkest, als ik voor de volgende productie wat minder thuis studeer, dan zal dat wel niet opvallen tussen de massa van mijn collega’s. Eigenlijk zal het niet te horen zijn dat ik niet goed voorbereid ben.” En dat zal ook wel kloppen in 95% van de gevallen (behalve als je een grote solo te spelen hebt natuurlijk). Maar… als alle orkestleden zo denken, dan wordt het een collectieve ramp en zal het orkest ontzettend slecht klinken. Op het eerste gezicht heb je als individu dus relatief weinig impact op het niveau van het collectief, maar als elk individu op die manier denkt en handelt, dan zijn er wel degelijk grote gevolgen voor dat collectief.
Vergelijk het met bv. het plastic waterflesje dat u onderweg koopt om uw dorst te lessen. Uw aankoop van dat ene plastic flesje zal in het wereldwijde ecosysteem geen verschil maken. Maar als miljoenen mensen jarenlang dagelijks thuis hun eigen herbruikbare waterfles vullen en in de loop van de dag gebruiken, dan zal dat wel degelijk een verschil maken in de afvalberg en in de belasting voor het milieu. Eén individuele actie maakt dus op het eerste gezicht geen merkbaar verschil, maar als heel veel mensen tegelijkertijd die individuele actie ondernemen, dan is er wel degelijk een grote impact. De paradox van de kracht en de macht van het individu…
Ik zie u graag bij een volgend concert in Bozar of ergens te lande. En laat ons na het concert dan toch maar niet uit onze hervulbare waterfles drinken, maar toosten met een frisse pint of een goed glas wijn. Proost !