In deze vlakte zagen we een eerbiedwaardig ogende oude heer met een lange baard, die met een weemoedig gezicht een enorme stoet van enkele tienduizenden in het zwart geklede mannen aanvoerde. Het zag er bedroefd en hopeloos uit, en Mozart zei: «Ziet u, dat is Brahms. Hij streeft naar verlossing, maar dat zal nog wel even duren.» Ik vernam dat de zwarte duizenden allen de spelers waren van die stemmen en noten, die volgens goddelijk oordeel in zijn partituren overbodig waren geweest. «Te dik geïnstrumenteerd, te veel materiaal verspild», knikte Mozart.
Steppenwolf, Hermann Hesse (1927), vertaald door Basil Creighton & Joseph Mileck
Neen, de woorden die Herman Hesse in zijn raamvertelling De Steppenwolf in de mond van Mozart legt, schetsen geen al te positief beeld van de arme Johannes Brahms. Françoise Sagan gaat in haar roman Aimez-vous Brahms nog een stap verder. Zij laat het hoofdpersonage Paule naar een van ‘s mans concerto’s luisteren, maar al snel haalt ze de naald van de grammofoonplaat. “Te romantisch. Voor een welopgevoede moderne vrouw als zijzelf is Brahms passé.”
Woorden als “ehrwürdig” en “passé” zijn inderdaad etiketten die al bijna twee eeuwen lang aan de componist kleven. Daar kunnen er gerust nog een paar bij: traditioneel, massief, voorspelbaar … Brahms is zonder enige twijfel de spirituele opvolger van Beethoven, die netjes in diens voetstappen blijft lopen. Zo volgen zijn symfonieën allemaal braaf de geijkte vierdelige structuur die zijn voorgangers uit het late classicisme geperfectioneerd hadden. Brahms stond bovendien kritisch tegenover de Zukunftsmusik, de composities van vernieuwers als Richard Wagner, Franz Liszt en Anton Bruckner … dan richt je jezelf per definitie op de geschiedenis.
De voorliefde voor de grote symfonische meesters uit het verleden, leidt ook tot een van de meest halsstarrige kritieken op de muziek van Brahms. Al zijn orkestwerken klinken gesymfoniseerd. “Zijn concerto’s worden gewoonlijk niet bestempeld als concerto’s, maar als symfonieën met een verplichte solopartij,” zei componist en muziekcriticus Walter Niemann in zijn monografie over de componist. Zelfs bij leven kloeg het publiek al dat Brahms’ Eerste Pianoconcerto “te symfonisch” klonk. De befaamde dirigent Hans von Bülow gaf de toeschouwers enigszins gelijk en noemde het werk “weliswaar prachtig […] maar niet echt een pianoconcerto in de ware zin van het woord.”
Er zijn inderdaad argumenten te maken voor enige vloeibaarheid tussen de genres bij Johannes Brahms. Dat heeft de componist zelf in de hand gewerkt. Zo had zijn Vioolconcerto oorspronkelijk de symfonische vierdelige structuur, en reduceerde hij het stuk pas later tot de gebruikelijkere drie delen. Nog opvallender wordt het wanneer we kijken naar de muziek van zijn Eerste Pianoconcerto. Die melodieën schreef Brahms oorspronkelijk voor een sonate voor twee piano’s. Wanneer hij door had dat er meer potentieel in de ideeën zat, plande hij ze eerst te herwerken tot een symfonie, pas later kreeg het vorm als een concerto. Bovendien werkte Brahms gelijktijdig aan zijn Eerste Symfonie en zijn Eerste Pianoconcerto, wat een verdere vervaging tussen de genres zeker in de hand werkt.
Is Alexandre Kantorow, de solist van dienst op ons Brahms-festival, dan gedegradeerd tot een onderdanige, brave, tweederangsrol? Helemaal niet! Het is hoog tijd om een aantal misverstanden over Johannes Brahms de wereld uit te helpen. Niet in het minst zijn zogenaamde traditionalisme. Want hoewel er zeker een kern van waarheid in zijn hang naar het vertrouwde zit, zagen zijn tijdgenoten hem allerminst als een traditionalist.
Zijn Eerste Pianoconcerto is door het publiek uitgefloten en een criticus sabelde het neer als “een werk dat geen plezier kan verschaffen […] het bevat de scherpste dissonanties en de meest onaangename klanken.” Andere collega’s waren positiever voor de creatie, maar benadrukten in hun recensie eveneens de vooruitstrevendheid: “Brahms is niet iemand die je halverwege tegemoetkomt. Hij vraagt devote studie om grondig begrepen te worden.” Over het Tweede Pianoconcerto doen gelijkaardige verhalen de ronde. Een Londense recensent noemde dat werk “moeilijk”, doelend op de luisterervaring en niet op de solistenpartij.
Volgens historicus Peter Gay, die in het cultuurmagazine Salmagundi een artikel wijdde aan de receptiegeschiedenis van Johannes Brahms “toonde [het publiek] een enorme appreciatie voor de inventiviteit van de componist die de buitengrenzen van de traditionele vorm durfde exploreren.” Het idee dat de componist kneuterig in de pas liep, is dus pas veel later de kop op komen zetten. Net als de negatieve, nauwe interpretatie van zijn zogezegde pseudo-concerto’s.
Een vernieuwende positie
Want ook van de hardnekkige kritiek dat zijn concerti niet meer zijn dan “symfonieën met piano obbligato” blijkt maar weinig aan. Verschillende musicologen en muzikanten hebben zich de voorbije jaren verdiept in de schriftuur van Brahms’ concerti en daarbij gefocust op de verhouding tussen het solo-instrument en het orkest. Hun onderzoek bevestigt dat de piano wel degelijk een gelijkwaardige hoofdrol speelt, en niet gereduceerd is tot simpele orkestkleur.
Zoals hierboven al aangehaald, kiemde het Eerste Pianoconcerto uit een idee voor een sonate voor twee klavieren. Dat alleen al toont in zekere zin de pianistieke kwaliteit van dit werk aan. De Letse uitvoerder Daumants Liepiņš kaart in zijn studiedagboek weliswaar aan hoe “de piano organisch samenvloeit met de rijke en overweldigende orkestpartij,” maar Dr. Jared Dunn voegt daar in zijn essay over het werk aan toe hoe “Brahms materiaal schrijft voor de piano dat conflicteert met de zware orkestpassages. […] De piano speelt een hoofdrol in het oplossen van de spanning […] in het werk.”
Ook in het Tweede Pianoconcerto kan je zeker bewijzen vinden voor een stevig symfonisch fundament. Zo bestaat het werk – net als de originele schetsen van het Vioolconcerto – uit vier delen, met een scherzo als tweede deel. In zijn brieven haalt de componist zelf met de nodig ironie aan hoe massief zijn werk was: “Ik wil je vertellen dat ik een zeer klein pianoconcerto heb geschreven met een zeer klein en mooi scherzo,” schrijft hij aan Clara Schumann.
Toch is de progressieve behandeling van de piano hier nog veel opvallender dan in zijn Eerste Pianoconcerto. In zijn onderzoek spreekt musicoloog Toma Popovici over de vernieuwende manier waarop Brahms de piano doet klinken. “Hij gebruikt het hele klavier, geeft meer gewicht aan het lage register wat meer harmonieën genereert, schrijft complexe polyfone lijnen en suggereert verschillende timbres.”
Al zit de meest opvallende rol voor de piano niet zozeer in de speeltechniek, maar in de positie van de eerste cadenza. Traditiegetrouw komt zo een cadenza aan het einde van een deel, als een virtuoze samenvatting van al het gehoorde muzikale materiaal. Brahms zet dat idee helemaal op zijn kop. Voor het eerst in de muziekgeschiedenis begint hij net met het gewoonlijke sluitstuk, en is het dus aan de pianist om – weliswaar samen met de solo hoorn – de muzikale lakens uit te delen. “De solist bepaalt van bij de start het discours,” vat Popovic het samen.
Het lijkt dus tijd voor dubbel eerherstel. Natuurlijk keek Johannes Brahms nadrukkelijk over zijn schouder. Natuurlijk stond hij opzichtig op de schouders van giganten als Beethoven en Schubert. Maar Brahms is zo veel meer dan een brave “ehrwürdig aussehenden alten Herrn mit langem Barte” zonder eigenheid. Zijn concerto’s zijn niet zomaar symfonische bombaststukken, ze zijn inhoudelijk en vormelijk grensverleggend, dat mag u binnenkort zelf komen ontdekken!