Laat je meeslepen door de melodieën van Tsjaikovski's Eerste pianoconcerto en Dvořáks Achtste symfonie.
“Weg ermee!” Dat was de reactie van Nicolaj Rubinstein, pianist-componist en vriend van Tsjaikovski toen hij hem in 1875 zijn Eerste pianoconcerto voorspeelde. Een klap in het gezicht van Tsjaikovski, die op dat moment geestelijk toch al niet zo stevig in zijn schoenen stond. Tsjaikovski weigerde echter een noot te veranderen en wist een première te regelen in Boston, waar Hans von Bülow de pianopartij speelde. Tsjaikovski’s concerto met de karakteristieke openingsmaten werd al snel immens populair en uiteindelijk zag Rubinstein zich gedwongen zijn mening te herzien. Vanaf 1878 voerde hij zelf het pianoconcerto uit – zo goed dat Tsjaikovski uiteindelijk zijn Tweede pianoconcerto aan hem opdroeg.
De zonovergoten Achtste symfonie van Antonín Dvořák blaakt van de optimistische levensenergie. Qua vorm is dit werk schatplichtig aan de verwezenlijkingen van Beethoven en Brahms. De inhoud is echter onmiskenbaar Tsjechisch. Een overdaad aan door Boheemse volksmuziek geïnspireerde melodieën zorgt voor een algemene bucolische euforie: het is mooi om te leven in een wereld vol natuurwonderen. Toen de Boheemse Academie voor Wetenschap, Literatuur en Kunst Dvořák als lid in hun midden verwelkomde, droeg hij dit werk aan hen op. Dat deze symfonie soms de Engelse wordt genoemd heeft te maken met het feit dat de partituur (na problemen met Dvořáks vaste uitgever) in Engeland werd uitgegeven.